Bevestiging is een dubbelzinnig woord in domineesland. De loopbaan van een predikant begint met een bevestiging in het ambt. Anders dan bij eenzelfde ritueel voor ouderlingen of diakenen geldt het ambt voor dominees levenslang. Tenzij ze zich ernstig misdragen en uit het ambt worden gezet natuurlijk.
Maar naast deze formele kant van de zaak is bevestiging waarschijnlijk een ernstig onderschat probleem zolang dat ambt duurt. Predikant is namelijk een nogal uitzonderlijk beroep. Je doet het nooit binnen kantooruren, je rol en taak staan altijd onder kritiek van (vele) anderen en het vereist je hoogst persoonlijke betrokkenheid en inzet. De predikant moet geloven wat hij preekt en dat geloofwaardig praktizeren.
Predikant is een zogenaamd ‘zijnsberoep’. Je doet niet alleen maar domineeswerk – de professionele kant – je bent ook ‘de dominee’. Ook als je dat laatste nu net niet wilt, zul je door zowel je kerkelijke gemeente als de samenleving in die rol gezet worden. Het is essentieel dat je daar een persoonlijke balans in vindt. Veel problemen komen denk ik voort uit een verstoorde, of nog niet gevonden, balans.
Er is een tijd geweest dat de roep om ‘professionalisering’ luid klonk. Dominees moesten leren hun werkuren te managen en hun taken functioneel te benaderen. De nascholing (‘permanente educatie’) werd in het keurslijf geperst van competenties en studiepunten. Ik heb eigenlijk nooit geloofd in dit streven om van het predikantschap ‘gewoon een beroep’ te maken.
Natuurlijk zijn er predikanten die zich prima voelen bij deze functionele benadering van het ambt. Maar ik denk dat de meesten zo eigenlijk niet tegen hun beroep aankijken. En dat kan naar buiten toe lastig zijn, want wie niet zelf als predikant gewerkt heeft kan zich niet echt inleven in dat rare beroep. En zal dus de dominee beoordelen vanuit eigen, ‘gewone’, werkervaring. Misverstanden zijn snel geboren wanneer verwachtingen op die manier wijd uiteenlopen.
Wat die predikanten dan zoeken – en nodig hebben – is bevestiging. Zij zijn daarvoor waarschijnlijk ook gevoeliger dan ze zelf in de gaten hebben. Pastoraal werk en voorgaan in kerkdiensten zijn onderhevig aan heel verschillende en niet zelden tegenstrijdige verwachtingen. De predikant wil daaraan (te) graag voldoen, maar kan onmogelijk alles. Des te welkomer is elke bijval of bemoediging.
Terugkijkend op dertig jaar leven en werken in de pastorie is dat toch de constante geweest: ik had bevestiging nodig. Natuurlijk, voor een deel gewoon omwille van mijn ego. Bewondering is prettig. Maar meer dan dat was het toch de bevestiging die mij liet weten dat ik niet zonder zin voortploeterde in alleen maar krimpende kerkelijke gemeenten. Het was juist de bevestiging die mij heeft gemotiveerd om vol te houden en verder te groeien in leven, geloof en denken als ik een keer weer in het moeras zat.
Zoeken naar bevestiging en waardering is voor predikanten gewoon noodzaak om hun ingewikkelde rol zo goed mogelijk te vervullen. Dat is geen teken van zwakte, geen gebrek aan professionaliteit, geen persoonlijk falen, maar een voorwaarde om overeind te blijven in een kerkelijke wereld die al sinds de jaren ’50 meetbaar afbrokkelt en uiteenvalt. Want wie wordt daar niet zelden op aangekeken…?