Zionisme

Bijna stilzwijgend is ‘zionisme’ meer dan een vies woord geworden: een oordeel over Joden waarmee hen alle recht op een eigen land, of zelfs een eigen leven, wordt ontzegd. En dat is beleefd uitgedrukt. Zowel onder moslims als onder seculiere ‘linksen’ is dat te horen en te zien. Tegelijk wordt te rechter zijde door fundamentalistische christenen – ook als ze zichzelf niet zo willen noemen – zionisme gekaapt als onderdeel van een verondersteld ‘plan van God’ waarin de messias zal komen wanneer alle Joden zijn teruggekeerd naar het land Israël. En raad eens wie dan die messias blijkt te zijn?

In meerdere opzichten is zionisme een probleem geworden, of wellicht was het dat altijd al. Zeer geregeld zegt iemand geen antisemiet te zijn, maar alleen ‘antizionist’. Een enigszins verhulde variant daarvan komt vaak voorbij binnen mijn kerk, de PKN: ‘Antisemitisme is ‘uiteraard’ onaanvaardbaar, maar kritiek op de staat Israël is iets anders’. Toch blijkt dan die kritiek moreel verplichtend te zijn voor ‘goede christenen’. Maar eenzelfde meetlat wordt niet gelegd langs andere conflicten, zoals – willekeurig voorbeeld – de al even lang durende maar bijna vergeten burgeroorlog in Myanmar.

Zionisme

Dus: zionisme, waar komt het vandaan?

Het ‘volgend jaar in Jeruzalem’ is al sinds de oudheid deel van de Joodse gebeden op Pesach en Jom Kippoer. En al die eeuwen zijn Joden op alle plaatsen waar ze woonden beschouwd en behandeld als een apart volk. In principe net als bijvoorbeeld de Roma en Sinti, die vanaf de 5e eeuw uit Noord-India wegtrokken en vanaf de 12e eeuw zich verspreidden over Europa. Maar wel met een essentieel verschil: Joden waren apart om een religieuze reden, namelijk dat zij door christenen schuldig werden gehouden voor de dood van Christus. De Joodse bede ‘volgend jaar in Jeruzalem’ was eveneens een religieus verlangen, namelijk naar het bijbelse land van oorsprong.

In de 19e eeuw was heel Europa in de ban van het nationalisme. Nationale staten werden steeds meer gezien als het ‘natuurlijke’ thuis van een etnische eenheid: het Nederlandse, Duitse, Franse, Belgische, Engelse enz. ‘volk’. Voor ieder volk was er zo een eigen land. Maar ongeacht hoeveel eeuwen Joden al binnen de grenzen van een van die nationale staten hadden geleefd, ze werden nog steeds gezien als ‘vreemd volk’. Hoezeer Joden ook geassimileerd waren binnen de Europese cultuur en zelfs de christelijke kerken, ze werden consequent nagewezen en buitengesloten. Met steeds meer antisemitisme als – vooral in Oost-Europa: bloedig – gevolg.

Hoe meer Joden werden verdreven uit en vervolgd in de Europese nationale staten, hoe sterker het verlangen werd naar een eigen land en staat. Sion/Zion is de oude naam voor Jeruzalem en daarnaar werd dit verlangen genoemd: zionisme. In de context van het Europese nationalisme zagen Joden zichzelf steeds meer als een volk en bij een volk hoort een land.

Een Joodse staat

Vanuit Joods standpunt gezien zouden zij als volk net als ieder ander volk een eigen land moeten hebben. En dan vooral een nationaal thuis waarbinnen zij veilig als Joden konden leven. Maar in welk land? Argentinië, Brits-Guyana en Oeganda werden geopperd door de koloniale grootmachten van die tijd, maar die zijn al snel weer vergeten. Dat ‘nationale thuis in Palestina’ werd in 1917 van Engelse zijde beloofd met de Balfour Declaration. Toch kwam direct na de Tweede Wereldoorlog zelfs Suriname nog even in beeld. Maar historische wortels en religieuze herinnering leidden logischerwijze naar Palestina. Daar komt Theodor Herzls manifest Der Judenstaat (1896) in beeld.

Iedereen heeft het daar altijd over, maar ik weet niet hoeveel mensen het ook daadwerkelijk gelezen hebben. Het is gewoon online beschikbaar, of desgewenst in een recente Nederlandse vertaling (via een bibliotheek). Ik had het ook nog nooit gelezen en heb nu die achterstand maar eens ingehaald.

Herzl schetst het probleem als een gedeeld probleem van Joden en Europese naties: Europese naties willen geen Joden binnen hun grenzen en Joden willen een eigen veilig thuis. De oplossing daarvoor is eenvoudig: laat de Joden hun eigen staat stichten en opbouwen in Palestina. Dan is Europa verlost van de Joden en zijn Joden veilig in hun eigen land. Herzl benadrukt dat dit geen utopie is, maar een realistisch plan.1Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Einleitung

Ich halte die Judenfrage weder für eine sociale, noch für eine religiöse, wenn sie sich auch noch so und anders färbt. Sie ist eine nationale Frage, und um sie zu lösen, müssen wir sie vor Allem zu einer politischen Weltfrage machen, die im Rathe der Culturvölker zu regeln sein wird.

Wir sind ein Volk, Ein Volk. (…)

Niemand ist stark oder reich genug, um ein Volk von einem Wohnort nach einem anderen zu versetzen. Das vermag nur eine Idee. Die Staatsidee hat wohl eine solche Gewalt. Die Juden haben die ganze Nacht ihrer Geschichte hindurch nicht aufgehört, diesen königlichen Traum zu träumen: „Ueber’s Jahr in Jerusalem!“ ist unser altes Wort.

Het plan ontvouwt hij vervolgens als een typisch moderne westerse onderneming. Letterlijk, want de hele immigratiestroom, landaankoop, cultivatie, infrastructuur, economische en sociale organisatie komt in handen van een onderneming, de ‘Jewish Company’. In die zin lijkt Herzls plan inderdaad precies op de wijze waarop Europese staten hun koloniën opbouwden: door private ondernemingen. Denk aan onze eigen VOC.

Het plan van Herzl verschilt daar inhoudelijk wel van. Het gaat niet om het winnen van grondstoffen of het maken van zoveel mogelijk winst, maar om het scheppen van een gezonde economische en politieke basis voor Joden. In de eerste plaats voor de armen, die immers de dringendste noodzaak hebben om weg te komen uit hun Europese ellende. Daarna ook de middenstand. De rijken worden vanaf het begin aangespoord hun geld te investeren in deze onderneming.2Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Allgemeiner Theil: Bedürfniss, Organ, Verkehr

Ist das Bedürfniss der Juden, in bessere Zustände zu gelangen, ein wahres, tiefes; ist das zu schaffende Organ dieses Bedürfnisses, die Jewish Company, hinreichend mächtig: so muss der Verkehr im neuen Lande sich in Fülle einstellen.

Het begint bij landbouw en huizenbouw: de eerste levensbehoeften. Handel ontstaat daarna vanzelf en uiteindelijk zal ook industrie mogelijk zijn. De nationale onafhankelijkheid moet onderhandeld worden met de Turkse heersers, terwijl Europese landen er eerst borg voor kunnen staan. Maar Joden zullen letterlijk eigenhandig hun land moeten opbouwen.

En een leger? Daar heeft Herzl maar twee zinnen voor nodig: de Joodse staat is neutraal en heeft alleen wat ordetroepen nodig…

Het hele plan is seculier, maar… Elke groep immigranten wordt geleid door een rabbijn, want:3Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Ortsgruppen: Unsere Seelsorger

Wir erkennen unsere historische Zusammengehörigkeit nur am Glauben unserer Väter, weil wir ja längst die Sprache verschiedener Nationen unverlöschbar in uns aufgenommen haben.

Toch krijgen de rabbijnen niet de leiding in de nieuwe staat. Zij blijven ‘zielzorgers’ met vooral een sociale rol. Een theocratie wordt de nieuwe staat zeer zeker niet, want die zal rationeel georganiseerd en bestuurd worden:4Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Society of Jews und Judenstaat: Theokratie

Der Glaube hält uns zusammen, die Wissenschaft macht uns frei.

Religieuze Joden hebben overigens vanaf het begin het hele idee van het zionisme zeer kritisch bezien of volledig afgewezen. Een eigen staat was in hun ogen pas aan de orde als de messias gekomen zou zijn. Tot op vandaag staat het religieuze jodendom nogal verdeeld tegenover het zionisme.

De taal wordt in Herzls plan ook niet Hebreeuws, een antieke taal die niemand nog spreekt. Iedereen kan de eigen volkstaal meenemen, net als in Zwitserland, maar Herzl heeft een hekel aan het Jiddisch: ‘diese Ghettosprache’.

Het manifest eindigt in gloedvolle woorden:5Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Schlusswort

Darum glaube ich, dass ein Geschlecht wunderbarer Juden aus der Erde wachsen wird. Die Makkabäer werden wieder aufstehen.
Noch einmal sei das Wort des Anfangs wiederholt: Die Juden, die wollen, werden ihren Staat haben.
Wir sollen endlich als freie Männer auf unserer eigenen Scholle leben und in unserer eigenen Heimat ruhig sterben.
Die Welt wird durch unsere Freiheit befreit, durch unseren Reichthum bereichert, und vergrössert durch unsere Grösse.
Und was wir dort nur für unser eigenes Gedeihen versuchen, wirkt machtvoll und beglückend hinaus zum Wohle aller Menschen.

Een paar jaar later schreef Herzl het hele verhaal nog eens uit in roman-vorm: Altneuland (1902). Daarin beschrijft hij een ideale, egalitaire, liberale en moderne samenleving met een gemengde economie en openbaar bezit van land en natuurlijke bronnen. Ook benadrukt hij het vreedzaam samenleven met de Arabische bevolking.

In die paar jaren was Herzl zelf een stuk dichter bij de religieuze wortels van zijn Jood-zijn gekomen. De titel van zijn roman verwijst naar een van de oudste synagoges in Europa, de Praagse Altneuschul. Het boek werd al snel vertaald in het (modern) Hebreeuws met als titel Tel-aviv. Dat werd de naam van de stad die destijds nog helemaal uit het woestijnzand moest worden opgebouwd.

Verloting van de eerste percelen grond waarop Tel Aviv gebouwd moest worden, 1909

Maar wat kwam eruit voort?

Zionisme in bedrijf

Turkse heersers zaten allerminst te wachten op Joodse immigratie. Plaatselijke grondeigenaren en bestuurders reageerden verschillend, van coöperatief tot vijandig. De plaatselijke Arabische bevolking had weinig in te brengen. De Joodse immigranten moesten afwachten hoe goed afspraken voor hen al of niet zouden uitpakken. Europese naties waren niet of nauwelijks bezig met een Joodse staat. Na de Eerste Wereldoorlog werd Groot-Britannië de feitelijke heerser in Palestina (plus aangrenzende gebieden) en de Britten deden daar voornamelijk hetzelfde als in hun koloniën: verdeel en heers. Ze beloofden zowel Joden als Arabieren een eigen staat.

De eerste zionistische opbouw was inderdaad egalitair, met gemeenschappelijk bezit en een sterk socialistische inslag. De taal werd al snel modern Hebreeuws, Ivriet. Het begon met de kibboetsen, maar ook met steden als Haifa en Tel Aviv. Jeruzalem bleef tot 1967 buiten Joods gezag. Israël werd uiteindelijk een westerse, kapitalistische staat en de socialistische oorsprong is inmiddels grotendeels verdwenen onder hetzelfde liberalisme als in de rest van de westerse wereld.

Over ‘het Joods-Palestijnse conflict’ wil ik niet veel zeggen. Dat was vanaf het eerste begin wederzijds al ingebakken. Beide partijen waren en zijn, zoals Amos Oz ergens schrijft, zowel slachtoffer als dader. En zolang men daarover niet gezamenlijk en hoogst serieus het inhoudelijke gesprek gaat voeren, zullen ze het ook blijven. Inmenging van buitenaf gaat daar echter weinig positiefs aan veranderen. Ook niet als we ons oprecht ernstig zorgen maken over waar het in Israël naar toe moet.

Zionisme is onlosmakelijk verbonden aan Jood-zijn, ongeacht of een Jood zichzelf zionist noemt of niet. Zionisme kan zelfs los van een onafhankelijk nationaal bestaan gedacht worden. Maar de historicus en Talmoed-geleerde Daniel Boyarin verwerpt echter, naar aanleiding van de Eerste intifada, het zionisme helemaal. Zijn manifest draagt de omgekeerde titel van dat van Herzl: The No-state Solution. In plaats daarvan benadrukt hij de diaspora als kern van het Jood-zijn, niet in de betekenis van ballingschap of onderwerping, maar in de zin van onafhankelijkheid tegenover politieke structuren, met name waar die autoritair zijn.

In ieder geval kun je zionisme nooit los zien van Jood-zijn. En dus raakt antizionistische kritiek ook altijd de identiteit van Joden. En komt dat bij hen aan als gewoon de nieuwe vorm van het aloude antisemitisme.

Wat vind ik?

Moet ik wat vinden? Ik ben geen Jood en geen Palestijn. Dat Joden in Palestina een eigen staat willen hebben, lijkt mij logisch en gerechtvaardigd. Dat daarbij de gelijkwaardigheid en het belang van Arabische inwoners evenveel aandacht krijgt, zeer zeker. Zou er nog iets van dat oude ideaal van vreedzaam samenleven terug te halen zijn? Het zal haast wel moeten.

De vaak harde kritiek van niet-Joden en niet-Palestijnen op het zionisme vind ik al snel een beetje schijnheilig. Want de etnische zuiveringen die China uitvoert onder Oeigoeren en Tibetanen, Myanmar onder de Rohingya of Rusland onder Oekraïners in de Donbass roepen bij lange na niet dezelfde verontwaardiging op. Dat Joden zulke kritiek antisemitisme noemen, kan ik goed volgen. Ook als de kritiek zelf wel hout snijdt.

Het zeer scherpe standpunt van Boyarin spreekt mij tegelijk ook aan: diaspora als essentie van Jood-zijn. Veel Joden voelen zich sterk verbonden met de staat Israël, maar zullen er nooit gaan wonen. En misschien zijn ze zo eigenlijk zo’n zoutend zout waarover de Bergrede het heeft…

Het plan van Theodor Herzl begon bij de armen die als kwartiermakers voorop moesten gaan. Zij kregen dat niet cadeau maar moesten hun landverhuizing met hun arbeid zelf betalen. Waarom zouden zij dat doen? Eenvoudigweg om dit ene:6Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Ortsgruppen: Das Phänomen der Menge

Wir haben ihnen die Hoffnung geschenkt.

Noten

  • 1
    Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Einleitung
  • 2
    Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Allgemeiner Theil: Bedürfniss, Organ, Verkehr
  • 3
    Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Ortsgruppen: Unsere Seelsorger
  • 4
    Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Society of Jews und Judenstaat: Theokratie
  • 5
    Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Schlusswort
  • 6
    Theodor Herzl (1896), Der Judenstaat. Ortsgruppen: Das Phänomen der Menge