Proefkamperen

Vandaag is de proef geslaagd: kamperen met een lichtgewicht tent. We dachten dat dat voorbij was voor ons. Leeftijd, ziek geweest – de gebruikelijke redenen. Maar we weten nu: het lukt wel! Amen!

Net een half jaar oud heb ik voor het eerst gekampeerd. De hele weg van Zeeuws-Vlaanderen tot Den Helder lag ik de jengelen en te huilen in de reiswieg, zei mijn moeder. Tot ik de scheepsdiesel van de veerboot hoorde en de zeelucht opsnoof. Twee weken heb ik de slaap der gerusten geslapen. En kamperen in een tent bleef de vaste vakantieroutine tot ik uit huis ging.

Zolang Nelleke en ik elkaar kennen hebben wij samen gekampeerd. De eerste vakantie viel in het water, want de lichtgewicht katoenen Negev van Esvo kreeg niet de kans op te drogen in die regenweek en dus sloeg het doek door en lekten de naden. Maar kamperen bleef. Lichtgewicht, eerst katoen, later nylon. Eerst met de auto, later met de fiets of de rugzak. We zijn jaren lid geweest van de oudste en enige echte Nederlandse kampeerclub: de NTKC. We werkten door de jaren heen een hele rij verschillende tenten af, soms groter, soms juist kleiner: Esvo, Erdman Schmidt, Zwarts, Bever. En de kinderen fietsten en liepen mee.

Tot de lage schaapskooiluifel van de Erdman Schmidt Mier voor ons te laag bleek en we toch de wereld van zwaar katoendoek en stahoogte instapten: De Waard. Totdat we dat tenslotte ook te veel gezeul vonden. Maar kamperen zonder tentdoek bleef ondenkbaar en dus maakten we een uitstap naar de vouwwagen. Met als top de Holtkamper Aero Windforce. Erg mooi, maar in de rukwinden aan de Schotse kust hielden we hem niet heel. Werd netjes gerepareerd, maar voor ons was het kamperen voorbij. Dachten we.

Dus vierden we dit jaar vakantie in een trekkershut. Best leuk en toch nog een beetje kamperen. Maar naast ons stonden steeds leeftijdgenoten… met een tent. En dat ging kriebelen.

Lang verhaal kort: we hebben nu in de Drentse bossen de Nomad Bedouin 2LW uitgeprobeerd. En dat is prima geslaagd. Groot genoeg om comfortabel te kamperen en nog net niet te zwaar of te groot voor fietskamperen. Het kamperen is nu dus weer helemaal terug. Volgend jaar voegen we het fietsen erbij. We maken er zelfs grote plannen voor.

Waarom zijn we zo blij dat we weer echt kunnen (en durven) kamperen? De vouwwagen was ons uiteindelijk toch te veel. Je brengt zo een hoop techniek mee achter je auto. Stroom nodig om ‘m op te zetten, stroom voor de koelbox, gas voor de 3-pits kookplaat, stroom voor de waterpomp. En staat de keuken goed waterpas? Dan opletten dat de emmer met afvalwater niet overloopt, toch nog meer afspannen dan je dacht, elke dag even de tent uitvegen. En natuurlijk wekelijks bed verschonen. Omdat die kar zo lekker veel ruimte heeft, sleep je ook steeds meer mee. Een hoop luxe en comfort, maar toch ook een hoop gedoe.

Kamperen moet geen afzien worden, maar juist de eenvoud van alleen het noodzakelijke maakt het mooi. Kleine(re) tent staat snel, matjes en slaapzekken erin, spullen op de vaste lek en klaar. Je leeft buiten, voelt het weer, ruikt de omgeving en je reist op een snelheid die je geest ook goed bij kan houden. Strikt genomen heb je alleen een kraan echt nodig, want voor de rest kun je jezelf redden. Nou ja, in Europa kan dat natuurlijk maar op erg weinig plekken nog echt. Kamperen is de illusie van leven in de vrije natuur, zei een wijs NTKC-lid. Maar waarom zouden illusies geen recht van bestaan hebben? Wij kamperen weer!

Kamperen in een lichtgewicht tent verbindt je weer met de basis. Letterlijk, want je zit, slaapt, kookt en leeft op grondniveau. Je hebt alleen te zorgen voor water en voedsel. Plus wekelijks een beetje was door de wasserette. Verdere stress kun je thuis laten. Je reisroute mag afhangen van de wind, de zon of de regen. Onderweg mensen ontmoeten is een stuk eenvoudiger als je fietst of loopt. Het brengt je ook dichter bij je fysieke basis: je eigen spierkracht. Wandelen of fietsen hoeft helemaal geen prestatietocht te worden, maar je doet het wel op eigen kracht. Kortom, kamperen is je basis versterken. Dat gaan we dus doen.