Urk!

De Sionkerk in Urk besloot dat kerkgang weer mocht, zelfs zonder de anderhalve meter afstand of mondmaskers. En uiteraard zou er volop gezongen worden. Het land van 17 miljoen mensen, wars van betutteling, waar mensen niet het keurslijf in hoeven maar juist in hun waarde gelaten moeten worden – dat land dus was te klein. Want o jee, ook de Mieraskerk in Krimpen aan den IJssel nam zo’n besluit, terwijl een aantal andere reformatorische kerken tussen de grote rivieren op de gewraakte zondag 28 maart kennelijk hetzelfde deden.

Nationale ontzetting

En het werd nog erger, want een journalist kreeg een duw van een auto en een collega kreeg een trap en een klap. Tot in de Tweede Kamer toe rolde iedereen over elkaar heen om hierover de diepste afschuw uit te spreken. Journalisten hebben een grondwettelijk recht om hun nieuwsgaring te plegen, werd er gezegd. Helaas, zei de premier, hebben die gelovigen ook een grondwettelijke vrijheid van godsdienst, dus jammer genoeg kan ik ze niet verbieden om allemaal tegelijk ter kerke te gaan. Dat is de premier wiens kabinet gevallen is, omdat zijn ambtenaren systematisch en in opdracht de grondrechten schonden van tienduizenden Nederlanders.

In een Facebook-groep van dominees waren veel commentaren van dezelfde orde. Op Urk en in Krimpen was men onchristelijk, men had een ernstig gebrek aan naastenliefde, men deed totaal onverantwoorde dingen. ‘Die daar’ hebben een armoedig geloof, missen elke solidariteit met cafébazen en theatermakers.  En vooral: ‘zij’ zetten zo ‘ons’, goed gehoorzamende christenen, weer voor aap en bezorgen ‘ons’ een imago-probleem.

Kortom, iedereen, van wild werelds tot vreselijk vroom, was het erover eens: die refo’s daar op Urk en in Krimpen waren een acuut gevaar voor de volksgezondheid van ‘ons’ land.

Toch maar reageren

Mijn eerste reactie was: laat maar gaan, storm in een glas water, waait wel weer over. Maar ik wil er toch iets meer van zeggen. Want ik meen een patroon te herkennen.

Vooropgesteld: in de huidige situatie lijkt het mij onverstandig om niet die anderhalve meter afstand in acht te nemen. Maar uit een verklaring van de Urker kerkeraad blijkt dat die wel degelijk serieus een eigen risico-analyse heeft gemaakt, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat het aantal besmettingen in hun gemeente al wekenlang laag is. Dat verneem je dan wel via het Nederlands Dagblad, maar niet in al die grote landelijke media. Van andere refokerken lees ik dat ze bakken geld hebben uitgegeven aan een deeltjesafzuiginstallatie, zodat het samen zingen zo veilig mogelijk blijft. Plus dat ze allemaal die honderden kerkgangers netjes verspreiden over verschillende zalen en zaaltjes. Voor de duidelijkheid: zo doen wij het in onze gemeente niet – wij kiezen de minst risicovolle optie: online kerkdiensten – maar de refokerken doen zeker niet zomaar wat.

Het frame waarin alle berichtgeving over reformatorische christenen wordt gezet is dit: ‘zij’ zijn achterlijk, onverdraagzaam en horen niet thuis in ‘onze’ moderne tijd. Sociologisch onderzoek laat zien dat Nederland helemaal niet zo veelkleurig is als het zelf graag gelooft. Pakweg 80% van de Nederlanders heeft grofweg eenzelfde normen- en waardenpatroon. En dat is van een neoliberale kleur. Religie is een privé-mening (en God een menselijk, nogal infantiel, bedenksel), bij seks mag ieder doen wat ‘ie wil, voor iedere behoefte is er een product of dienst en voor ieder probleem is er een deskundige die het oplost. Zo ongeveer. Reformatorische christenen hebben op elk van die punten steevast een heel andere insteek.

Het grote verschil is dat zij geloof niet zien als iets dat er óók bijhoort – wat bij niet weinig leden van andere kerken al geruime tijd de werkelijkheid is – maar als iets dat je hele leefwijze bepaalt. Zondagse kerkgang is geen kwestie van het bevredigen van een religieuze behoefte, maar de spil waarom heel de week draait. Op viskotters en schelpenzuigers sluit ’s zaterdags de schipper de week af met bijbellezen en gebed. Zondagsrust en kerkgang zijn heilig omdat die het dagelijks leven heiligen.

Maar daarvoor heeft het journaille, dat met ijzeren regelmaat neerdaalt op de bekende dorpen in de Bible belt, geen begrip. Ze nemen zelfs niet de moeite het te begrijpen, zijn alleen uit op makkelijke quotes en valse plaatjes. En natuurlijk op smeuige verhalen. Ongeveer wat de Britse tabloids al sinds mensenheugenis doen, maar dan op het wat bekrompener niveau van Nederland. Wie is nu eigenlijk de echte provinciaal daar voor die Urker kerk? De visser met vrouw in zondagse dracht of die randstedelijke stukjesschrijver?

Vanuit kerken, met name mijn eigen PKN, is het commentaar op de reformatorische Covid-19-zonden nogal eens van eenzelfde bekrompenheid. Ook daar weigert men te begrijpen hoe heilig kerkgang en zondagsrust zijn voor reformatorische medechristenen. Als kroegen en bioscopen dicht moeten, dan moeten kerken ‘solidair’ zijn en niet op zondag open. Maar die ‘solidariteit’ strekt zich niet uit tot orthodoxe medechristenen, want die zijn van het verkeerde soort. Niet zo modern en liberaal als ‘wij’. Maar als je kerkdiensten ziet als net zoiets als kroegbezoek of een film kijken, heb je dan wel begrepen wat je ’s zondags wezenlijk komt doen in een kerk? Ik vind dat bleek liberaal christendom vermomd in quasi-rationaliteit.

Even iets verder kijken

Als we even iets verder kijken dan dat geologisch gesproken zeer recent aangespoelde stukje zand- en kleisediment, met lokale veenvorming, aan de oostkant van de Noordzee, dat zich ook nog maar tamelijk recent een ‘koninkrijk’ noemt, dan ontdekken we verrassende dingen. Dat wil zeggen: verrassend voor wie de blik normaliter niet buiten dat eindige laagland laat reiken.

In Schotland verbood de regering het houden van kerkdiensten. Dat kan ze, want kerk en staat zijn daar nog niet gescheiden en er is geen grondwetsartikel dat kerken vrijwaart van overheidsingrijpen. Er is überhaupt geen grondwet. De kerken hebben dat verbod in eerste instantie gevolgd. Maar dat ging wringen. Want een kerkdienst is wezenlijk iets anders dan een theaterproductie, een film of het gezelschap in de pub. Let wel: de pub is daar naast de kerk nog steeds een essentieel deel van het sociale cement.

Dus stapten de kerken naar de rechter. En die gaf hen met onmiddellijke ingang gelijk. Het verbod op kerkdiensten werd onwettig verklaard, omdat het – laaglanders let op! – een disproportionele inbreuk betekent op de vrijheid van godsdienst zoals vastgelegd in de Europese Verklaring van de Rechten van de Mens. Er is dus niet eens een Nederlands grondwetsartikel nodig om de vrijheid van godsdienst te bewaken. En rechter Lord Baird voegde aan zijn uitspraak nog iets toe: “It is impossible to measure the effect of those restrictions on those who hold religious beliefs. It goes beyond mere loss of companionship and an inability to attend a lunch club.” Als een seculiere rechter het wezenlijke verschil tussen een kerkdienst en welke andere sociale activiteit ook meteen doorgrondt, waarom zien al die moderne, liberale burgers en dominees in Nederland dat dan niet?

En dan Duitsland. Bundeskanzler Angela Merkel, opgegroeid in een pastorie, achtte het noodzakelijk kerkdiensten rond Pasen te verbieden. Kerkleiders van evangelisch-lutherse en rooms-katholieke huize protesteerden onmiddellijk. Na spoedoverleg met de deelstaten nam Merkel de maatregel terug. Ze verontschuldigde zich zelfs. De argumenten die de kerkleiders aanvoerden waren zowel praktisch als principieel. Praktisch: met Kerst waren de kerkdiensten toch ook prima verlopen? Principieel: een kerkdienst, zeker die op Pasen, is toch fundamenteel iets anders dan een sociale activiteit? Ik denk dat juist dat laatste argument Merkel ertoe bewoog zich te excuseren. Hoe bleek steekt de Nederlandse kerkleiding hierbij af. En hoezeer verzorg ik ook zelf met gemengde gevoelens een online Paasmorgendienst.

Kortom, wie even verder kijkt dat de Lage Landen zou meteen moeten ophouden met het gebruiken van frases als ‘solidariteit met de samenleving’ of het bangelijk volgen van ‘risico-analyses’. Nog niemand van al die deskundigen of kerkleiders heeft ooit een neus om de hoek van mijn kerkdeur gestoken.

Naschrift
(na een nachtje slapen)

Wat me nog het meeste dwarszit bij al die woede en afkeuring over Urk en Krimpen is de zelfgenoegzaamheid die erachter schuilt. ‘Wij zijn zo niet.’ Dat geldt juist voor christenen die hun medegelovigen in dit geval vierkant afvallen. Ik vind het allemaal schijnheilig, een laffe poging om toch vooral maar bij die 80% van weldenkende modernen te mogen horen.

We roepen allemaal dat de samenleving volstrekt verindividualiseerd is. Ik roep het ook. Maar dan vergeten we de keerzijde. Die is heel simpel, dat mensen nu eenmaal niet als losse individuen kùnnen bestaan. De mens is niets en niemand zonder sociaal contact en een vorm van gemeenschap. De normen en waarden van de 80% zijn ons individualistische ‘wij’ geworden, ‘onze’ gemeenschap. Die wordt niet gestuurd door leiders of principes, maar door een altijd voorttollende wolk van meningen, feiten, frames of zelfs regelrechte leugens op social media, in praatprogramma’s en niet te vergeten in de onophoudelijke stroom van reclame en commercie. ‘Wij’ laten ons definiëren als vrije consument die het eigen geluk maakt of koopt. En zolang we binnen de kaders van die 80% blijven, lijkt het alsof we dat inderdaad in vrijheid kunnen doen.

Het ‘wij’ van refokerken staat hier haaks op. Het is een gesloten gemeenschap, waarin principes en leiders nog steeds maatgevend zijn. Waarin zaken vaststaan, bijvoorbeeld de manier waarop de bijbel wordt uitgelegd. Je bent in zo’n gemeenschap een individu, omdat je je kunt conformeren aan de principes en leiders. Dat maakt je niet minder dan al die ‘modernen’, maar wel anders. En daar zit de botsing: een gesloten gemeenschap laat zich niet manipuleren door die wolk van influencers, opiniemakers en deskundigen. (Overigens zit er intern veel meer verandering en dynamiek in de refowereld dan men daarbuiten kan of wil weten.)

Ik denk dat daar al slapend bij mij een kwartje viel. Of misschien wel een harde gulden. Ook al deel ik een flink deel van de reformatorische principes niet, het stelt mij wel de vraag wat dan mijn principes zijn. En het zou kunnen dat die, hoewel anders, toch niet zo erg ver van de orthodoxen verwijderd zijn. Hun houding roept in elk geval wat teksten bij mij op. Bijvoorbeeld dat je niet de meerderheid in het kwade moet volgen (Exodus 23,2); dat we wel in de wereld zijn maar niet van de wereld (Johannes 17,13-19); dat we eerst Gods koninkrijk moeten zoeken (Matteüs 6,31-34).

Daarbij steekt de leiding vanuit mijn eigen PKN behoorlijk bleek af. De kerk is hoofdzakelijk bezig haar imago te redden. Dus zoekt ze naar nuttige zaken: we moeten troost bieden met warme gebaren en kijk eens hoe relevant die kerken zijn. En daar bovenop ‘adviseert’ ze haar gemeenten over Covid-19-maatregelen op een manier die steevast roomser is dan alle pausen van het RIVM tezamen. De cijfers uit Den Haag zijn heiliger dan Gods Woord. Zingen in de kerk? Stel je voor dat dat een risico zou kunnen zijn. Op voorhand dus maar niet doen. Maar inhoudelijk, laat staan principieel, hoor ik niets. Ik begin serieus af te haken.