Predikant als drieslag

 

Driepas
Driepas of triskelion, naar middeleeuws voorbeeld

‘Als je iets in drieën kunt doen, moet je dat niet laten,’ placht mijn geschiedenisleraar op de Pedagogische Academie te zeggen. ‘Dat zie je in de geschiedenis altijd weer terug.’ Vanaf de Oudheid tot aan nu duikt de triskelion of driepas inderdaad overal op. Laat ik dus wat meer zeggen over de drieslag profeet, koning en priester waarover ik eerder al schreef. Ik veronderstel dat de lezer van het nu volgende het synoderapport Geroepen en gezonden ergens bij de hand en ieder geval gelezen heeft.

Waarom deze drieslag?

Waarom kies ik deze bijbelse drieslag profeet-koning-priester als uitgangspunt om inhoudelijk te spreken over het ambt, met name dat van predikant?

Bijvoorbeeld omdat dit vanouds een manier is geweest om het ambt te doordenken in de Nederlandse protestantse traditie. Dat verdient in ieder geval meer aandacht en respect dan een achteloze voetnoot in een synoderapport (pag. 14), die deze traditie afserveert als ‘aardig maar niet principieel’ – zonder verder uit te leggen waarom de volle nadruk op de, aan het Lima-rapport uit 1982 ontleende, missio Dei wèl principieel zou zijn of waarom we juist daar moeten beginnen te denken over het ambt.

De keuze die het synoderapport maakt lijkt mij vooral een keuze voor het functionele. Dat mag aardig aansluiten bij de huidige westerse cultuur die floreert op prestaties en resultaten, maar denken over het ambt in de kerk vanuit de bijbelse drieslag verdiept de bezinning daarop aanzienlijk. Het brengt heel de Schrift in beeld en het verbindt de kerk zowel met haar eigen traditie als met haar Joodse wortels. Dat lijkt me niet minder dan essentieel en derhalve principieel geboden.

Als Calvijn zich zet aan het hoofdstuk over het ambt (Institutie, Boek IV,iii,1), begint hij bij Christus. De ambten zijn ‘als het ware een plaatsvervangende werkzaamheid’ voor de Heer van de kerk die daarin immers niet zelf ‘zichtbaar tegenwoordig’ is. En van Christus zegt Calvijn dat hij ‘is gegeven tot profeet, en tot koning en tot priester’ (Institutie, II,xv,1). Als de ambten ‘plaatsvervangend’ zijn voor Christus, komt dus vanzelfsprekend de drieslag profeet-koning-priester in beeld. Zou ik denken.

Maar ik kies die vooral als uitgangspunt omdat het bijbelse beelden zijn, tegelijk metaforen en identificatiefiguren, die ons verder helpen dan de heersende culturele trend of de waan van de dag. De profeet, de koning en de priester komen concreet voor in de verhalen van het Oude Testament en blijven ook aanwezig in het Nieuwe Testament, dat ze alle drie bovendien in spirituele zin betrekt op de vraag wie Jezus is. Maar ook de bijbelse figuren van profeten als Samuël, Amos, Jona, Jesaja of Ezechiël, van koningen als Saul, David of Salomo en van de priesters als zonen van Aaron, hebben altijd meer betekenis in zich dan enkel historische.

Deze bijbelse metaforen en hun concrete vormen loslaten, bijvoorbeeld omdat ze ‘enkel oudtestamentisch’ zouden zijn, is zeer gevaarlijk. De concrete ambten in de kerk zijn door haar zelf gemaakt en bedacht, maar wanneer zij niet gefundeerd zijn op meer dan dat historische begin, waaien ze met alle winden mee. Nergens bezondigt het rapport Gezonden en geroepen zich aan zo’n uitleg, maar ik kon mij niet onttrekken aan het gevoel dat het op de achtergrond toch meespeelde. Al was het maar als echo van wat sommige, zich ‘liberaal’ noemende, theologen tegenwoordig (opnieuw) zeggen en schrijven over het Oude Testament. Als dat klopt, moet ik daar toch de beoordeling ‘anti-judaïstisch’ aan geven. En die kant moet de kerk nooit meer op.

Vandaar mijn keuze om uit te gaan van de drieslag profeet-koning-priester. Het verbindt ons met de eigen kerkelijke traditie èn met de bron daarvan, de bijbel (aka ‘de gantsche Heilige Schrifture‘). Trouwens, drie is niet toevallig een belangrijk bijbels getal. En evenmin toevallig is het een centraal getal geweest in de Keltische kerk – zelfs zodanig dat velen de triskelion automatisch zullen beschouwen als een ’typisch Keltisch symbool’…

Elk van de drie en alle drie samen geven de figuren profeet, koning en priester invulling aan wat het ambt inhoudt. Ze tonen facetten ervan, leggen verschillende accenten en verhouden zich kritisch ten opzichte van elkaar. Wie een ambt als predikant bekleedt zal zich dat bewust moeten zijn en vooral ook durven beslissen welk van de drie  in een gegeven situatie voorrang moet krijgen. Mijn punt zal zijn dat in de huidige tijd en cultuur juist de figuur van de priester het hardst nodig is.

Profeet
Gargallo, De profeet
Pablo Gargallo, De profeet,
Middelheim Museum, Antwerpen

Volgens Max Weber begint bijna elke religie bij een charismatische leider (‘charismatische Herrschaft’). Het complete plaatje met de drie typen van leiderschap staat in Wirtschaft und Gesellschaft (Deel I, hoofdstuk III), Webers hoofdwerk dat verscheen in 1922, kort nadat de man was overleden aan de Spaanse griep…

De profeet is het voorbeeld bij uitstek van charismatisch leiderschap. Wie de boeken van de profeten leest valt onmiddellijk precies dat aspect op: charisma. Dat begint al bij Mozes, die immers profeet genoemd wordt (Deuteronomium 18,15 en 34,10), maar ook de beschrijving van een oer-profeet als Elia blinkt uit in dat charismatische. En dat geldt niet minder voor Amos, Ezechiël, Jeremia of Jona. De profeet is niet perse ‘excellent’, maar zeker wel uitzonderlijk.

Bijbels gezien zit het charisma echter niet zozeer in uitzonderlijke eigenschappen van de persoon – zoals de sociologie het als een rol definieert – maar juist in wat de profeet zegt en doet – waarbij spreken en handelen bijbels gezien een eenheid zijn, of horen te zijn. De profeet wordt geroepen èn roept zelf. Het profetisch spreken komt voort uit het aangesproken zijn, door de ENE. Niet uitsluitend, maar wel in de eerste plaats, is die aanspraak van morele of ethische aard. De profeet begint bij het onrecht, omdat dat strijdig is met Gods gerechtigheid en barmhartigheid.

Profetisch leiderschap is deel van het ambt, zeker van het ambt van diaken. De diaken komt immers op tegen onrecht en voor hen die geen stem hebben. Maar de figuur van de profeet hoort minstens zo bij het ambt van predikant. Want het Woord uitleggen, onderwijzen en verkondigen vereist onontkoombaar dat mensen in morele en ethische zin worden aangesproken. Daar hoeft de dominee niet eerst ‘christen voor het socialisme‘ of lid van de Vereniging Zondagsrust voor te worden.

Maar de profeet moet niet spreken omdat het nu eenmaal zo hoort. Profetisch spreken hangt sterk af van tijd en plaats. Het vraagt van ambtsdragers alertheid, een kritische blik en gevoel voor timing. En vooral een directe en persoonlijke omgang met de Schriften.

Koning
Koning David
Koning David, gevelbeeld
Brugs Conservatorium

Toch komt na de profeet onvermijdelijk de koning. Want een beweging kan niet eindeloos voortgaan met dezelfde bevlogenheid waarmee het begon. Bij Max Weber heet dat de ‘routinisering van het charisma’ (‘Veralltäglichung’). Op enig moment moet er georganiseerd worden. Het charisma van de profeet moet in de geschiedenis verweven raken, zodat het geschikt wordt voor dagelijks gebruik. Er zijn structuren nodig, een organisatie, er komt opvolging, middelen moeten verdeeld, nieuwe mensen opgeleid en ingewijd, enzovoort. De koning staat voor het bestuurlijke en juridische.

Bij Max Weber staat de figuur van de koning voor legaal-rationeel leiderschap (‘legale Herrschaft’). Dat rationele omvat zowel doelrationeel handelen als waarderationeel handelen. Het berust op de ambtelijke macht die de koning wordt toegekend (waarmee de ‘waarde’ wordt bewaard) en het wordt gerealiseerd door beambten, ofwel een bureaucratie (waarmee het ‘doel’ wordt bereikt.) Dit leiderschap gaat in de eerste plaats uit van onderlinge afspraken en overeenkomsten. Ik vrees dat de PKN nogal eenzijdig ‘koninklijk’ is geworden: ze zegt ruimte te willen scheppen voor nieuwe kerkvormen, maar volgt dat angstvallig met nieuwe regels – waarvan het rapport over het ambt een voorbeeld is.

De koning bestuurt en moet een weg vinden met conflicten. De koning brengt mensen samen en zorgt dat de neuzen de goede kant op staan. De koning stelt regels en doelen met het oog op het geheel en het belang van de gemeenschap. Zo zet de koning het aanvankelijke charisma om in ideeën en plannen die zich kunnen inbedden in de stroom van de geschiedenis. De koning heeft macht, maar moet die uiterst zorgvuldig gebruiken om niet het eigenlijke van het charisma kapot te maken.

Het koninklijke aspect van het ambt zit in de lijn van Calvijn vooral in het ambt van ouderling, omdat Calvijns visie in wezen theocratisch was. Maar het hoort evenzeer bij het ambt van predikant. Tegenwoordig horen we nogal eens praten over ‘geestelijk leiderschap’. Voilà! Ik onderschrijf het van harte, maar realiseer mij ook hoezeer we er verlegen mee kunnen zijn. Want hoort de predikant niet in de eerste plaats dienaar te zijn? Het een sluit het ander natuurlijk niet uit, maar kennelijk moeten we hier nog wat bijleren.

Priester
Jacques Bergé, Aaron
Jacques Bergé, Aaron
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen

En dan komt de priester. Dat is de minst opvallende, maar tegelijk de enige die altijd blijft. De bijbelse profetie is reeds lang afgesloten en het ‘profetisch spreken van de kerk’ is er hooguit een schaduw van. De koningen hebben nog eerder het veld geruimd. Paradoxaal genoeg kennen we die bijbelse profeten en koningen nog bij naam, maar toch horen ze bij de geschiedenis en bij het verleden. Van de priesters kennen we daarentegen van maar weinigen de naam. Eigenlijk telt alleen Aaron, broer en tegenover van Mozes.

Maar vanaf Aaron loopt de lijn van priesters in de Joodse traditie onafgebroken door tot aan de kohaniem van het jodendom van vandaag. De priester staat voor de traditie en dat betekent dat hij of zij de kern zelf bewaart en doorgeeft. Veel namen van priesters en kohaniem zijn al lang vergeten, maar hun werk trotseert de eeuwen. Zij staan voor continuïteit.

In het sociologisch betoog van Weber gaat het hier over traditioneel leiderschap (’traditionale Herrschaft’ – let op de spelling van het bijvoeglijk naamwoord!). Dat berust op dat wat een gemeenschap deelt aan uit de traditie doorgegeven woorden, rituelen en denkbeelden. Het vereist mensen die zulk leiderschap ook persoonlijk kunnen vullen, dus zelfstandig kunnen handelen als dragers, uitleggers en doorgevers van de traditie. Het leiderschap van de koning berust op wetten en contracten, maar bij de priester gaat het juist om de persoon. De traditie biedt ook speelruimte om te veranderen of te vernieuwen, zolang dat maar geworteld blijft in die traditie.

Daar klinkt de priesterlijke stem en Leviticus is het bijbelboek waarin die stem voluit klinkt. Het boek vormt het midden, en daarmee het hart, van de vijf boeken van de Torah en het midden van dat midden is hoofdstuk 19 waarin alles draait om heiligheid. Daar zit de kern waarop heel het geloof en leven van het Joodse volk is gebouwd, zo legt Jonathan Sacks uit.

En voor het christelijk geloof is dat niet principieel anders, voeg ik eraan toe. Misschien is dat niet erg calvinistisch, maar het lijkt mij zeker Calvijns, gelet op diens nadruk op heiliging van het dagelijks leven.

Sacks formuleert een centraal probleem dat door heel de bijbel heen opduikt: ‘Wat is het verschil tussen een verborgen God en geen God?’ Want God schept het universum, maar blijft tegelijk verborgen. Sacks beschrijft dit dilemma zo: ‘Als God altijd zichtbaar was, konden mensen niet bestaan. … Maar als God altijd onzichtbaar, verborgen en onkenbaar is, wat is dan de zin van Gods bestaan? Het zal altijd zijn alsof Hij er niet is.’

De manier waarop mensen een weg vinden met dit dilemma is: heiligheid – of heiliging, om bij Calvijn te blijven. Sacks: ‘Heiligheid vertegenwoordigt die punten in ruimte en tijd waar God een levende, tastbare en gevoelde aanwezigheid wordt. Heiligheid is een inbreuk op de zelfredzaamheid van de materiële wereld, doordat oneindigheid de ruimte betreedt en eeuwigheid de tijd binnengaat.’

Die punten zijn allereerst de tabernakel – ruimte – en de sabbat – tijd. De eerste is het specifieke terrein van de priesters, de tweede is er elke week voor wie geloven (durven). Sacks: ‘Het universum is de ruimte die God maakt voor de mens. Het heilige is de ruimte die de mens maakt voor God.’ Anders gezegd: het heilige is waar God en schepsel elkaar ontmoeten.

Calvijn benadrukt dat het ambt van profeet-koning-priester vooral geestelijk moet worden opgevat. Volgens mij doet hij dat vooral als verweer tegen de laatmiddeleeuwse hebbelijkheid om al het heilige zichtbaar, tastbaar en hanteerbaar in de aardse werkelijkheid binnen te halen. Maar in onze tijd is die aardse werkelijkheid louter materieel geworden. Het helpt ons ook niet meer om dat ‘geestelijke’ te zien als een aparte werkelijkheid. Integendeel, we moeten juist (opnieuw?) leren hoe ‘geestelijk’ of ‘heilig’ niet losstaan van de ene, materiële, werkelijkheid, maar daar juist een andere dimensie van tonen. Het gaat God immers om ‘déze wereld ànders‘?

Waar vinden wij vandaag dus ‘punten van heiligheid in ruimte en tijd’? Dat is de kernvraag voor de kerk van nu, inclusief de PKN. Op zoek naar een antwoord – of beter: naar een weg voorwaarts – komt het in de eerste plaats aan op dat priesterlijke aspect van het ambt. Heiligheid en heiliging vind je niet door doelen te stellen, door de kerk te ‘professionaliseren’ of door wetenschappelijke productie, en zeker ook niet door een nieuwe opwekking of een ambitieus missionair programma.

Die punten vind je alleen in de kern en die kern zit in de traditie. Niet in de leerstukken van vroeger (wie kent of gelooft ze nog?), maar in de ervaringen daarachter en de vragen die vooraf gingen. Niet in het nauwkeurig herhalen en vasthouden van de vertrouwde gang van zaken, maar in de gestage en trouwe oefening van het vieren, wekelijks in de liturgische gang door het jaar en dagelijks in eigen spiritualiteit, gebed, bijbellezen, samen leren.

En daarvoor zijn priesters hard nodig. Om oprecht en vrij te putten uit hun kennis van en ervaring met de traditie. Om even eerlijk nieuwe stappen te durven zetten waarmee dingen tegelijk veranderen èn geworteld blijven in de kern die er altijd al was: hoe God mensen ontmoet en omgekeerd. Om voor te gaan in vieren, in leren, in ontmoeten, in doorvragen. Kort gezegd: om voorganger te zijn in alles dat niet in de eerste plaats functioneel of nuttig is, maar juist daarom mensen bij de kern kan brengen.

Het gaat niet alleen om het oefenen van eerlijkheid, rechtvaardigheid en het vermijden van schade, maar evenzeer om het oefenen van loyaliteit, eerbied en een gevoel voor het heilige. Het Latijnse woord fides betekent niet toevallig zowel ‘geloof’ als ’trouw’.

Alle drie
Triskelion
Triskelion, naar neolithisch ‘Keltisch’ voorbeeld

Ik vrees dat het priesterlijke een rol is die predikanten de laatste decennia nogal zijn kwijtgeraakt. We hebben ons te veel laten claimen door het profetische – kernwapens, apartheid, mensenrechten, racisme, milieu – en het koninklijke – eigentijdse vormen, toegankelijkheid, maatschappelijke relevantie, laagdrempeligheid, efficiëntie. Maar als predikant een zijns-beroep is, moeten we dringend de bakens verzetten. Want wie of wat zijn we nu eigenlijk?

De kerk heeft haar best gedaan (een beetje) profetisch te zijn. Dat kreeg vorm in IKV, Amnesty, Wereldwinkel, Milieudefensie enzovoort. Dat zijn inmiddels activiteiten waarvoor christelijk geloof niet meer nodig is (al kan het helpen). Hoeveel kerkleden van toen zijn niet gewoon mee-geseculariseerd? De jonge generaties voorgangers lijken niet echt meer warm te lopen voor deze zaken, afgezien van het klimaat misschien.

Uit schrik om de leegloop van de kerk – in feite als sinds de jaren ’60, maar dubbel zo hard vanaf het nieuwe millennium – is de kerk het pad ingeslagen van professionalisering. De wereld van experts, beleidsplannen, producten & diensten, competenties, trainingen en bezuinigingen. Het heeft aan de leegloop niets veranderd, maar wel de kerk steeds losser tegenover haar wezenlijke kern laten staan.

Daarom: tijd voor de priester. Liefst met veelkleurige gewaden, een open houding en een grote eerbied en trouw voor de traditie. Maar terug naar de kern is een gebod.

Profeet, koning en priester zijn alle drie van belang voor het vervullen van het ambt van predikant of pastor. Als kerk moet de PKN hoognodig en met spoed focussen op die priester, op de persoon met een doorleefd en levend geloof, en niet op weer een nieuwe vaardigheid. Maar de profeet en de koning blijven daarnaast natuurlijk nodig.

Erg weinig predikanten of pastores zullen alle drie de aspecten even goed tot hun recht kunnen laten komen. Mensen verschillen nu eenmaal in aanleg, karakter en mogelijkheden. Durf dus verschillende accenten toe te laten en maak er ook gebruik van. Als voorlopig de norm maar is dat het priesterlijke voorrang heeft.

…en misschien ook nog Calvijns vierde ambt?

Calvijn kende nog een vierde ambt: dat van doctor, kerkleraar. Er is een tijd geweest dat de hoogleraren van de Theologische Hogeschool in Kampen zich hardop of stilzwijgend als zodanig beschouwden. Ik zou niet willen pleiten voor het invoeren van de doctor als apart ambt.

Maar goede theologie is broodnodig. Niet zozeer praktische theologie als wel theologie van de praktijk. Theologie die opkomt uit het vieren, maar ook op een degelijke manier te traditie erbij kan betrekken. Theologie die thuis is in de bijbel en in de wereld. De PKN zou alle ruimte en tijd moeten durven scheppen voor hun eigen Jonathan Sacks-en, Tomáš Halík-en of paus Franciscus-en.

Mijn voorstel zou zijn dat binnen de classes (die gehalveerd zouden moeten worden ten opzichte van nu – zie punt 3 van mijn eerdere artikel) actief gezocht wordt naar predikanten en pastores die op dit terrein echt iets kunnen en om die daarvoor dan ook vrij te stellen. Van mij mogen ze ook ‘leraren’ heten, maar dat is een detail. Gepromoveerd zijn is een extra, maar zeker geen criterium voor deze kleine groep. In ieder geval zouden zij zeker volop betrokken moeten zijn bij de vooropleiding die ik voorgesteld heb ( – zie punt 2 van mijn eerdere artikel), zowel predikanten als pastores. En daarnaast actief hun collega’s ondersteunen.

En hier wil ik het dan bij laten. De keuze is aan de PKN.